
Trap House
Actie
Schrijver
Gary Scott Thompson
Regisseur
Michael Dowse

Al vroeg in de Dave Bautista-thriller “Trap House” merkte ik dat de schrijvers en de regisseur een nogal ongebruikelijke kijk hebben op wat een “undercover” politieagent eigenlijk is. Of misschien ligt het aan mij. Mijn intuïtie zegt dat “undercover”-DEA-agenten die ook privé met elkaar omgaan en kinderen hebben die óók met elkaar omgaan, een behoorlijk veiligheidsrisico vormen.
En feit is dat het script van deze film, geschreven door Tom O’Connor en Gary Scott Thompson, een schoolvoorbeeld laat zien van waarom dergelijke omgangsvormen je flink kunnen tegenwerken. Alleen schijnt geen van de personages zich daarvan bewust te zijn.
Toch wil “Trap House” de kijker niet al te veel tijd geven om over dit soort subtiliteiten na te denken. Bautista loopt als Ray Seale rond met een stoere maar gekwelde uitstraling, die nog dieper wordt wanneer hij een collega verliest tijdens een licht misgelopen inval. Het kind van die collega, Jesse (Blu Del Barrio), is nu wees en moet verhuizen naar Spanje — zoals dat soms nu eenmaal gaat.

Deze situatie zet de eerder genoemde tieners aan het denken. Zij zijn de kinderen van het DEA-team en bovendien elkaars beste vrienden. Ze willen Jesse helpen en besluiten daarom om wat DEA-apparatuur van hun ouders te stelen en zelf een trap house te overvallen.
De leider van dit alles is Cody, de zoon van Ray (Ray’s partner Andre, gespeeld door Bobby Cannavale, die eruitziet alsof hij niets liever wil dan terugkeren naar Sardi’s in “Blue Moon,” heeft gelukkig geen kinderen). Dit zorgt voor een lichte spanning wanneer Ray, terwijl hij naar een leeggeroofd trap house kijkt (voor wie het niet weet: dat is een locatie waar drugsdealers hun handel verwerken of opslaan), half retorisch vraagt: “Wie zou er dom genoeg zijn om van hén te stelen?”

Regisseur Michael Dowse werkte eerder met Bautista samen, in de mislukte actiekomedie “Stuber” uit 2019. Door het hier rechttoe rechtaan te houden, doet hij het duidelijk beter. Eén van de redenen waarom de kijker zich niet al te druk maakt over de ongeloofwaardigheden, is dat het verhaal in een stevig tempo doordendert en de actiescènes strak geënsceneerd en gefilmd zijn.
Misschien niet helemaal op het niveau van de beste films van Peter Hyams, maar nog steeds behoorlijk sterk. Ook qua ruige locaties komt de film goed voor de dag — lange stukken snelweg, stoffige ondergrondse tunnels, dat soort werk.
Daarnaast levert de film een stukje mogelijk onbedoelde humor wanneer een hereniging tussen vader en zoon begint met een tik op het achterwerk, voordat koelere, heldhaftige hoofden de situatie oplossen (vooral om een dekmantelverhaal te verzinnen dat voorkomt dat de hele cast achter de tralies belandt).
Dat gaat gepaard met een andere half retorische vraag: of de “kids” nu eindelijk “klaar zijn met dom doen.” Zijn kinderen OOIT klaar met dom doen? Zoals de twist in de eindscène suggereert: misschien… uiteindelijk.
